31 mei 2005
Reality-TV
Ooit wil ik dus zeker eens meedoen, want is zo'n reality-reeks niet bovenal een vlucht uit de werkelijkheid?
26 mei 2005
Domino-Day
En ook Gordon Freeman uit Half-Life 2 lijkt wel van domino te houden.
Magnum Opus (part 4)
En zo zat ik weer alleen in het café. Zou ik naar het meisje stappen om een praatje met haar te slaan? Nee, daarvoor is het nog te vroeg in het verhaal, ik kom haar later nog wel eens tegen. Het is beter nu de lezer nog wat in spanning te laten.
Bovendien kwam Stijn toch net binnen, met zijn volle 2 meter 10. Hij moest zich bukken om onder de deur te komen, maar sloeg toch net met zijn kruin tegen de bel die boven de deur hangt om nieuwe klanten aan te kondigen. Stijn kende ik al heel lang, al vanaf 1 meter 65, en zelfs toen vond ik hem al groot voor zijn postuur. Stijn bleef echter koppig doorgroeien, zich niets aantrekkend wat mensen ervan vonden, en hoe vaak ik het hem ook afraadde. Hij hield van overzicht, beweerde hij, en had daarenboven geen last van hoogtevrees, dus waarom stoppen? Zijn lengte staat mij wel degelijk tegen; na een kwartiertje heb je gegarandeerd een stijve nek. Al zou ik zelf soms ook wel heel groot willen zijn, vooral in de zomer, om beter zicht te hebben op de decolleté’s van mooie, jonge, aantrekkelijke vrouwen, dat spreekt. Volgens mij heeft Stijn dat voordeel ook wel al ontdekt, maar zijn ervaringen daaromtrent deelt hij nooit met mij, de vuile egoïst. Buiten dat en zijn lengte is hij echter mijn beste kameraad. Hij merkte me vrijwel meteen op, wat niet erg moeilijk is in een zo goed als leeg café, en stapte op me af met die belachelijke grote passen van hem.
“Alles goed?” vroeg hij, terwijl hij zich aan de toog parkeerde.
“Het gaat, je weet wel.”
“Waar is Louis?”
Lap, dat heb ik dan weer. Besluit ik om de naam van de cafébaas nog niet te vermelden, gooit één van mijn beste vrienden meteen al roet in het eten. Waarom dan nog niet ineens wat meer info over Louis? Louis is vierenveertig, lijdt – zoals zovele cafébazen van zijn leeftijd - aan enige mate van overgewicht, en heeft een joekel van een neus. Voorlopig volstaat dit alweer, vind ik, personages mogen nog een beetje mysterieus blijven in dit stadium van het verhaal (namelijk het beginstadium).
Ik vertelde Stijn wat Louis mij had verteld, en liet hem zelf zijn drankje nemen, aangezien Louis nog steeds in de keuken in de weer was, getuige het kabaal en het bijwijlen zeer godlasterend gevloek dat daar vandaan kwam.
Zo zaten we allemaal van ons drankje te genieten; Stijn leunend op de toog, het cappu-meisje in de hoek aan het raam en ik aan het tafeltje dichtst bij de toog, vanwaar ik ze desgewenst allebei kon gadeslaan, wat ik in het geval van het meisje ook deed, zij het subtiel. Ik werd een beetje geil van de manier waarop ze met haar tongetje het schuim van haar bovenlip verwijderde.
“Is het niet erg?” zie Stijn.
“Wat erg?” vroeg ik. Gedachtenlezen behoort nog niet tot mijn mogelijkheden, zelfs niet in deze fictiewereld, doch voor de rest functioneer ik prima.
“Van de brandweer,” antwoordde hij. Met een vragende blik trachtte ik hem aan te manen meer te vertellen, zonder dat ik er zlf nog nutteloze woorden aan zou moeten besteden. Wist hij immers niet dat ik de ochtend had gebruikt om dit fantastische verhaal te schrijven, en ik daardoor nog geen tijd had gehad het nieuws te volgen?
“Ze moeten schadevergoeding betalen.” Wat voor de rest nog volgde, was het relaas over de plaatselijke brandweer die, in een poging een huis te blussen – toch hun doel nummer 1 – volgens de eigenaar te veel waterschade hadden aangericht, en die eigenaar had volgens de rechtbank nog gelijk gekregen ook, waardoor niet de verzekering maar de brandweer zelf voor een groot deel van de kosten diende op te draaien. In alle kranten en nieuwsprogramma’s op zowel radio als TV werd er gewag van gemaakt, en werd er aangekondigd dat de brandweer diverse inzamelingen zouden houden om het benodigde geld bijeen te sprokkelen. Zou het een barbeque worden, vroeg ik me bij mezelf af, of zou het eten van door houtskool geroosterd vlees weleens traumatiserend kunnen zijn voor brandweerlieden?
21 mei 2005
Geen commentaar?
16 mei 2005
Magnum Opus (part 3)
Ik duwde tegen de cafédeur waar ik inmiddels was aangekomen. Die gaf mee. Gelukkig is m’n stamcafé niet vaak gesloten en sta ik bijgevolg niet vaak voor oetlul door tegen een deur te duwen die op slot is. Mensen gedragen zich over het algemeen vreemd als hun dat overkomt. Ze duwen nog eens tegen de deur, harder, maar met minder overtuiging. Anderen trekken dan maar eens aan de deur, zelfs als er in drieëntwintig talen duidelijk duwen op staat. Nog anderen proberen, in het geval van een dubbelde deur dan, de andere kant, en vaak gebruiken ze daarbij een gecombineerde duw-én-trek beweging, om meteen maar alle mogelijkheden te testen. Je moet er maar eens op letten. Het is slechts weinigen gegeven hun cool te bewaren in zo’n situatie door na de eerste duw de schouders op te halen en meteen de enige juiste conclusie te trekken: de deur is op slot, je komt er nu nog niet in. Doch, zoals gezegd was de deur open en kon ik daardoor het etablissement dat het café is, betreden. De meeste lezers verwachten nu een uitvoerige beschrijving van hoe het café er van binnen uitziet, hoe het licht valt, welke in- en uitheemse bieren er worden geschonken enzovoorts, omdat dat nu eenmaal de traditie is in een boek. Volgens mij is dit omdat de schrijvers hun lezers onderschatten – zelfs al leest enkel hun moeder hun boeken -, een misdaad waar ik me alleszins niet schuldig aan zal maken. Ik ga er van uit dat iedereen wel al eens een café aan de binnenkant heeft gezien, en zich dan ook best kan voorstellen hoe dit café eruitziet, een enkel detail niet te na gelaten. Wel kan ik zeggen dat het zo goed als uitgestorven was op dit moment van de dag. In een hoekje zat weliswaar een jonge, aantrekkelijke vrouw een vrij dik en recent boek te lezen, met voor haar een dampende kop cappuccinno, waar een rijkelijke schuimlaag op stond, maar van m’n hoofdpersonages was nog geen enkel spoor te bekennen. Een goed begin kan je het bezwaarlijk noemen. De cafébaas was uiteraard wel aanwezig, maar ik weiger van hem een belangrijk personage te maken, en daarom zal ik hem hier nog niet vernoemen.
Ik zette me aan het tafeltje dat het dichtst bij de toog stond. Op die manier kan ik, als er zoals nu niemand, of vrijwel niemand, aanwezig is, toch ook nog gemakkelijk met de cafébaas kletsen, zonder me te verlagen tot de vervelende gewoonte dat tooghangen is. Bovendien ben je vrijwel altijd zeker van een continuë drankvoorraad, als je je zo dicht tegen de tapinstallatie bevindt. Ik bestelde m’n vaste drankje, dat me meteen door de baas werd gebracht. Hij zag er vermoeid uit.
“Alles goed?” vroeg ik. Niet dat ik anders vaak aan mensen vraag hoe het met de mensen gaat, doch voor één keer maakte ik een uitzondering. Als het niet goed gaat met Louis – lap, daar gaat mijn voornemen, bij deze is het een hoofdpersonage geworden – en hij daarvoor zijn cafée daarom voor onbepaalde tijd moet sluiten, weet ik het graag als eerste.
“Het gaat, maar ik heb het ongeloofelijk druk. Ze komen straks de keuken en wat nog allemaal inspecteren, dus ik moet alles nog opkuisen en in orde brengen daarbinnen. En bovendien sta ik er momenteel alleen voor omdat al mijn werknemers schrik hebben dat ook de arbeidsinspectie nu elk ogenblik kan binnenvallen.”
“Leeglopers, dat zijn het. Ik had je al eerder gewaarschuwd voor al die Roemenen. Maar zeg eens, zo’n gezondheidsinspectie, komen die normaal niet onaangekondigd langs?”
“Dat beweren ze, ja, maar er zijn zo weinig inspecteurs dat je je zaak gerust dertig jaar kna verwaarlozen zonder dat er ooit een inspecteur je keukendeur heeft gezien. Ik had alleen de pech dat er gisteren hier toevallig een inspecteur als klant in het café aanwezig was, net op het moment dat er een koppeltje van hunne tak begon te maken over ochot enkele haren in hun croque Hawaii. Ze lieten ze aan mij, en aan iedereen in het café zien, en ik herkende ze natuurlijk meteen als mijn eigen haren. Ah ja, ik had de croques dan ook bereid. Maar ik zeg u, Quinten, ik was mijn haar elke dag, met Fructis shampoo dan nog wel, dus het waren zeer zeker schóne haren die ze in hun croques hadden gevonden. Moesten ze daar nu zo’n spel van maken, en heel m’n café op stelten zetten?”
“Fructis shampoo is inderdaad goede shampoo, en hij ruikt bovendien nog lekker ook. Maar wat gebeurde er toen?”
Toen, terwijl ik de mensen tot kalmte trachtte aan te manen, maakte die inspectuer in burger zich bekend, en dreigde hij later terug te komen, maar dan in functie, indien ik de twee mensen geen twee nieuwe croques zou maken. Wel, dat vertikte ik, want het is hier tenslotte nog altijd míjn café, en dus bepaal ik wie hier gratis croques krijgt, en daarbij, ik zweer het je, die haren waren schóón. En dus verwacht ik hier elk moment de gezondheidsinspectie, maar ja, als je je keuken al 30 jaar verwaarloosd hebt, dan heb je er wel wat werk aan om ze terug helemaal spic en span te krijgen.” Dus als je me wilt excuseren, Quinten, dan ga ik nog wat verder schrobben. Als je iets nodig hebt, dan pak je het maar. Die vrouw in de hoek heeft al betaald, dus als ze haar cappu op heeft, mag ze gewoon vertrekken.”
To be continued
Weta Workshop
14 mei 2005
Half-life 2
Nu ben ik zeker geen hardcore gamer, maar toch klimt het schaamrood me naar de wangen als ik besef dat ik bijna 7 maanden zonder Half-Life 2 heb geleefd. Het spel der spellen ontbrak in mijn collectie. Namen als The Citadel en Face-huggers, het zei me tot voor kort allemaal niets. Maar ik ben mijn schade ruimschoots aan het inhalen. Twee dagen intensief spelen en ik zit waar anderen 2 weken over deden. Ik speel tot ik erbij neerval, ondertussen mijn toetsenbord onderkwijlend van de grafische pracht (en dat met alle instellingen op 'low')van de supergedetailleerde wereld die Valve op het scherm tovert. Hoe kon ik in godsnam zo stom zijn zo lang te wachten met de aankoop van deze parel? Dacht ik misschien dat het zijn 50€ niet waard zou zijn? Dat het me geen uren spelplezier zou bezorgen? Dat het verhaal me niet in zijn ban zou houden?
Laat dit een waarschuwing zijn aan allen die nog steeds zijn zoals ik oooit wa: al je Half-Life 2 nog niet bezit, is je leven niet volledig. Doe er iets aan, voor het te laat is. Voor de macht van The Citadel en The Administrator verder om zich heen grijpt...
08 mei 2005
Miscommunicatie
05 mei 2005
Magnum Opus (Part 2)
Ik ging dus naar het café. Daar ik geen auto heb, nog geeneens een rijbewijs, nam ik de benenwagen naar m’n stamcafé Het Vunzige Veulen. Gelukkig zaten de Sergio Tachini’s die ik vorige week in de Makro voor nog geen 25€ had gekocht, me lekker om de voeten. Het is niet omdat schoenen slechts 25 € kosten, dat ze je bloedbanen in je voeten zouden mogen afknellen. Zelfs gratis schoenen mogen dat niet doen, maar toch zijn er steeds meer frabikanten die schoenen lijken te ontwerpen , enkel met het oog op reclame voor het eigen merk door middelvan opzichtige logio’s en flashy kleuren te gebruiken, naast een selectie van composietmaterialen uit het ruimtetijdperk, om dan pas tot het besef te komen dat er ook nog een voet in moet. En dan heb ik het nog geeneens over de damesschoenen, die ik in mijne vrije tijd al eens durf te dragen, om compleet assorti te zijn met de jarretellen, het minirokje en het tanktopje dat ik me dan aantrek, om gedurende vijf minuten geheel in aanraking te komen met mijn vrouwelijke kant, zodat ze voor de rest van het jaar aan de kant kan geschoven worden. Maar mijn S.T’s, dat zijn dus goede schoenen, simpele schoenen zou je zelfs kunnen stellen, zonder tralala en tralalie.
Wie zou ik in het café kunnen tegenkomen?Ik hoopte op ofwel Anne, Walter, Valerie, Zorré, Stijn of Victoria, simpelweg omdat zij de hoofdpersonages in dit boek zullen vormen, eventueel aangevuld met een nu nog niet nader te noemen nevenpersonage hier en daar, als mijn hoofd er op dat moment ten minsdte naar staat, én, niet te onderschatten, als ze de moeite waard zijn om opgevoerd te worden als nevenpersonages. Mogelijks zou ik in het café ook al Sarah kunnen opmerken, zij het dan dat ik haar op dit punt in het verhaal nog niet ken, maar evengoed kan ze wel al aanwezig zijn in het café, eenzaam zittend aan een tafeltje in een hoek, sippend van een hete capuccino met extra veel chocolade en schuim, waardoor na elke slok onbewust even haar tongetje langs har bovenlip voert, terwijl ze verdiept is in De Da Vinci code van schrijver Dan Brown.
Het café was slechts 500m van mijn deur, al kan het ook 750m geweest zijn, ik heb nooit de moeite genomen het na te meten, en ik zal het ook nooit doen. Je moet nooit overdrijven met research voor een boek. Voor je het weet zit je de lezer te vervelen met cijfers en tabellen allerhande, terwijl je de lezer evengoed kunt vervelen door stomvervelende teksten te schrijven, en dus is al de moeite die research kost overbodig.
Voor de deur van het café stond een Ford Ka. Dat heb ik nu al altijd lelijke auto’s gevonden, en bovendien kan je er waarschijnlijk niet eens deftig konijnen in houden. Je zal denken: ‘waarom zou je in hemelsnaam konijnen willen houden in een auto?’ Wel, simpel, omdat konijnen niet al te groot zijn. Het zou heel wat moeilijker zijn om pakweg een leeuw, of een giraf, laat staan een olifant in je auto te houden. Daarbij komt nog dat konijnen lief zijn, en het buitengewoon cool én uniek zou zijn konijnen te houden in een auto. Maar zoals gezegd zal dat amper lukken in een Ford Ka. Mijn vader heeft ooit eens een tweedehands Mercedes gekocht, en de vorige eigenaren hadden inderdaad konijnen gehouden in die Merc. In de kofferbak. En nog hadden die konijnen het erg gezellig, dat kon je merken aan de kilo’s mest die ze in de kofferbak hadden achtergelaten. Als een konijn niet op zijn gemak is, zal het niet zo gauw beginnen schijten, tenzij het van schrik is, maar dat lijkt me sterk: Merc’s zijn hele veilige auto’s, dus die beestjes hadden niets te vrezen. Daarom zal ik dan ook eerder een kofferbak van een Mercedes kopen, dan een Ford Ka, geel of blauw, het blijven stome auto’s, al kan de StreetKa al op wat meer goedkeuring van mij rekenen. Konijnen zitten dus graag op hun gemak om te kakken, en mensen gebruiken daarvoor het gemak. Zulke overeenkomsten, vooral tussen mens en konijn, ze ontroeren me telkens weer.
To be continuedAfzondering
’s Avonds, alleen thuis
Niemand om me heen
Enkel een verdwaalde mug
Op zoek naar verstrooiing
Vulsel voor zijn even leeg bestaan
Zoemend rond mijn hoofd
Een geluid alsof hij met me spot
Hier, in mijn isolement
Maar ik troost me
Want ook hij is maar alleen
Evengoed is hij toch beter af
Want zijn leven is te kort
Om lange tijden van eenzaamheid te kennen.