05 mei 2005

Magnum Opus (Part 2)

Ik ging dus naar het café. Daar ik geen auto heb, nog geeneens een rijbewijs, nam ik de benenwagen naar m’n stamcafé Het Vunzige Veulen. Gelukkig zaten de Sergio Tachini’s die ik vorige week in de Makro voor nog geen 25€ had gekocht, me lekker om de voeten. Het is niet omdat schoenen slechts 25 € kosten, dat ze je bloedbanen in je voeten zouden mogen afknellen. Zelfs gratis schoenen mogen dat niet doen, maar toch zijn er steeds meer frabikanten die schoenen lijken te ontwerpen , enkel met het oog op reclame voor het eigen merk door middelvan opzichtige logio’s en flashy kleuren te gebruiken, naast een selectie van composietmaterialen uit het ruimtetijdperk, om dan pas tot het besef te komen dat er ook nog een voet in moet. En dan heb ik het nog geeneens over de damesschoenen, die ik in mijne vrije tijd al eens durf te dragen, om compleet assorti te zijn met de jarretellen, het minirokje en het tanktopje dat ik me dan aantrek, om gedurende vijf minuten geheel in aanraking te komen met mijn vrouwelijke kant, zodat ze voor de rest van het jaar aan de kant kan geschoven worden. Maar mijn S.T’s, dat zijn dus goede schoenen, simpele schoenen zou je zelfs kunnen stellen, zonder tralala en tralalie.

Wie zou ik in het café kunnen tegenkomen?Ik hoopte op ofwel Anne, Walter, Valerie, Zorré, Stijn of Victoria, simpelweg omdat zij de hoofdpersonages in dit boek zullen vormen, eventueel aangevuld met een nu nog niet nader te noemen nevenpersonage hier en daar, als mijn hoofd er op dat moment ten minsdte naar staat, én, niet te onderschatten, als ze de moeite waard zijn om opgevoerd te worden als nevenpersonages. Mogelijks zou ik in het café ook al Sarah kunnen opmerken, zij het dan dat ik haar op dit punt in het verhaal nog niet ken, maar evengoed kan ze wel al aanwezig zijn in het café, eenzaam zittend aan een tafeltje in een hoek, sippend van een hete capuccino met extra veel chocolade en schuim, waardoor na elke slok onbewust even haar tongetje langs har bovenlip voert, terwijl ze verdiept is in De Da Vinci code van schrijver Dan Brown.

Het café was slechts 500m van mijn deur, al kan het ook 750m geweest zijn, ik heb nooit de moeite genomen het na te meten, en ik zal het ook nooit doen. Je moet nooit overdrijven met research voor een boek. Voor je het weet zit je de lezer te vervelen met cijfers en tabellen allerhande, terwijl je de lezer evengoed kunt vervelen door stomvervelende teksten te schrijven, en dus is al de moeite die research kost overbodig.

Voor de deur van het café stond een Ford Ka. Dat heb ik nu al altijd lelijke auto’s gevonden, en bovendien kan je er waarschijnlijk niet eens deftig konijnen in houden. Je zal denken: ‘waarom zou je in hemelsnaam konijnen willen houden in een auto?’ Wel, simpel, omdat konijnen niet al te groot zijn. Het zou heel wat moeilijker zijn om pakweg een leeuw, of een giraf, laat staan een olifant in je auto te houden. Daarbij komt nog dat konijnen lief zijn, en het buitengewoon cool én uniek zou zijn konijnen te houden in een auto. Maar zoals gezegd zal dat amper lukken in een Ford Ka. Mijn vader heeft ooit eens een tweedehands Mercedes gekocht, en de vorige eigenaren hadden inderdaad konijnen gehouden in die Merc. In de kofferbak. En nog hadden die konijnen het erg gezellig, dat kon je merken aan de kilo’s mest die ze in de kofferbak hadden achtergelaten. Als een konijn niet op zijn gemak is, zal het niet zo gauw beginnen schijten, tenzij het van schrik is, maar dat lijkt me sterk: Merc’s zijn hele veilige auto’s, dus die beestjes hadden niets te vrezen. Daarom zal ik dan ook eerder een kofferbak van een Mercedes kopen, dan een Ford Ka, geel of blauw, het blijven stome auto’s, al kan de StreetKa al op wat meer goedkeuring van mij rekenen. Konijnen zitten dus graag op hun gemak om te kakken, en mensen gebruiken daarvoor het gemak. Zulke overeenkomsten, vooral tussen mens en konijn, ze ontroeren me telkens weer.

To be continued